Jezus gaat naar een andere streek. Halverwege een preek, komen twee wetgeleerden aanlopen. Ze horen Hem zeggen: “Ik ben de goede Herder. Ik geef mijn leven voor mijn schapen. Niemand neemt het Mij af, maar Ikzelf geef mijn leven. Dat is de opdracht die Ik van mijn Vader heb gekregen.” Ze kijken elkaar aan. Wat zegt Hij daar? ‘Míjn Vader’? Wie denkt die leraar uit Nazareth wel dat-ie is?!