De hogepriester laat niet merken hoe verheugd hij is dat een van de apostelen Jezus wil verraden. Zuinig antwoordt hij: “Ik zal u 30 zilveren munten laten geven.” Dat is weinig, maar Judas knikt. Hij zal het doen. Hij zal de Joodse leiders laten weten waar ze Jezus gevangen kunnen nemen.