Maar Maria, bescheiden als zij is, wil dat God alle eer krijgt. Ze begint een lofzang op God, want ze is zó blij dat ze niet stil kan blijven. “Mijn hart is vol van God. Hij is de Allerhoogste. Ik ben zo blij, want Hij wil alle mensen redden. God, die zo machtig is, vindt mij niet te klein voor zijn wonderwerk. O, Hij is heilig en goed en trouw ...” Maria kan haast niet stoppen met haar gebed.