Vanaf het meer gaat Jezus met zijn apostelen richting het noorden van Israël, naar weer een ander gebied. Ze zijn pas net onderweg als twee mannen komen aangesneld. Het zijn leerlingen van Johannes de Doper. Ze vertellen dat hij gevangen genomen is door de zoon van koning Herodes. Die heet net als zijn vader ook Herodes. Herodes is boos dat Johannes zegt dat hij, de koning nog wel, moet ophouden slechte dingen te doen.